Meg Rosoffs vierde roman voor 14-plussers, Niemands bruid, is een aangrijpende historische roman over het leven van gewone mensen op het 19e-eeuwse platteland in het Zuid-Engelse Wiltshire. Daar, in het gehucht Nomansland, begint het verhaal: "Op de ochtend dat ze zou trouwen kroop Pell Ridley in het donker haar bed uit, kuste haar zusters vaarwel, haalde Jack uit de wind en de regen op de hei en vertelde hem dat ze weggingen. Al was het niet waarschijnlijk dat hij bezwaar zou maken, als paard." Daardoor ontloopt de 18-jarige dochter van een fanatieke, maar tegelijk huichelachtige predikant het gearrangeerde huwelijk met een buurjongen. Ze wil niet worden zoals haar moeder: versleten van het kinderen baren, kapot van de zorgen en de droefheid om de gestorven kinderen. Ze wil ook weg van "de schrijnende teleurstelling, van de eentonigheid van het werk, de onveranderlijkheid van het leven in het dorp". Haar vreemde kleine stiefbroertje Bean, die nooit een woord zegt, wil per se m…
Read more
Meg Rosoffs vierde roman voor 14-plussers, Niemands bruid, is een aangrijpende historische roman over het leven van gewone mensen op het 19e-eeuwse platteland in het Zuid-Engelse Wiltshire. Daar, in het gehucht Nomansland, begint het verhaal: "Op de ochtend dat ze zou trouwen kroop Pell Ridley in het donker haar bed uit, kuste haar zusters vaarwel, haalde Jack uit de wind en de regen op de hei en vertelde hem dat ze weggingen. Al was het niet waarschijnlijk dat hij bezwaar zou maken, als paard." Daardoor ontloopt de 18-jarige dochter van een fanatieke, maar tegelijk huichelachtige predikant het gearrangeerde huwelijk met een buurjongen. Ze wil niet worden zoals haar moeder: versleten van het kinderen baren, kapot van de zorgen en de droefheid om de gestorven kinderen. Ze wil ook weg van "de schrijnende teleurstelling, van de eentonigheid van het werk, de onveranderlijkheid van het leven in het dorp". Haar vreemde kleine stiefbroertje Bean, die nooit een woord zegt, wil per se met haar mee. Zo begint haar tocht door weer en wind naar de marktstad Salisbury, waar ze werk hoopt te vinden. Dat blijkt moeilijker dan ze dacht, al kan ze hard werken en is ze bijzonder handig. Ze kan vooral goed met paarden overweg. Al in haar jeugd was er geen paard dat ze niet kon vangen, berijden en temmen. Ze ziet de verborgen kwaliteiten van de dieren en kan met ze praten en ze kalm maken. Op haar tocht naar de stad ontmoet ze mensen die haar helpen, vooral een zigeunerfamilie, maar ook oplichters. Ze raakt haar broertje en haar eigen paard kwijt en dan begint de echte, jarenlange zoektocht. Samen met haar hond Roek trekt ze door de streek, overlevend in de barste omstandigheden, uitkijkend naar een kans om wat geld te verdienen voor voedsel, Nooit verliest ze haar opdracht uit het oog, zelfs niet als ze bij de Hondenman een rustiger en beschut leven vindt. Uiteindelijk wordt haar tumultueuze verleden afgesloten: haar ouders zijn omgekomen in een brand, twee van haar zusjes kan ze redden uit een afgrijselijk armenhuis, haar broertje is gelukkig bij de zigeunerfamilie die ze eerder al had leren kennen en het raadsel van zijn herkomst is opgelost. Zijzelf vindt een veilige en liefdevolle thuis, samen met een van haar zusjes, bij de Hondenman. Eind goed, al goed dus: een boek vol miserie met een krachtige en onkreukbare heldin en een happy ending in de armen van een wat oudere ervaren en bezadigder geliefde. Het verhaal van liefde en verlies klinkt als een stationsromannetje. Op het eerste gezicht lijkt dat misschien wel te kloppen, al past het stomme broertje, de oorzaak van Pells zoektocht, niet helemaal in dat schema. Toch bezorgt Rosoff in dit boek de lezer een boeiende literaire ervaring.
Al in de eerste zinnen zet ze de lezer zelf aan het werk. Hij wordt uitgedaagd op zoek te gaan naar de identiteit van Pell Ridley, naar de reden van haar vlucht en het verband met de trouw. Met weinig woorden en een minimum aan literaire trucjes brengt Meg Rosoff de lezer in een zintuiglijk scherp getekende wereld van zo'n anderhalve eeuw geleden. De lezer ruikt met haar de stank van het bloed van de naast de weg geslachte paarden, hij ziet de uitgehongerde en bange gezichten van de kinderen in het armenhuis, hij voelt met Pell de ijzige kou in de bouwvallige stal die haar tot woning dient. Wie wil weten hoe het er op het Engelse, en mutatis mutandis ook op het Vlaamse, platteland toeging in de 19e eeuw, moet dit boek lezen. Romantische leugens over de goede oude tijd hebben in dit boek geen plaats, waarmee de schrijfster meteen aanknoopt bij auteurs als Charles Dickens en bij de realistische en naturalistische Europese literaire stromingen.
Hedendaags is de schrijfster dan weer door het doordachte en uitgebalanceerde gebruik van de wisselende optiek en de flashbacks. De lezer stapt in medias res in Pells verhaal binnen: hij verneemt pas later mondjesmaat waarom ze wegloopt, hoe het er in het gezin met een vaak afwezige en dronken vader, een uitgeputte en afgesloofde moeder en een heel nest hongerige kinderen toeging, hoe het jonge stiefbroertje Bean daar terechtgekomen is... De vermoedens en verwachtingen die door dat uitstel van informatie bij de lezer rijzen, intrigeren hem niet alleen, maar ze zetten hem ook aan tot snel verder lezen. Door het wisselende vertelstandpunt, meestal vanuit Pell, maar ook vanuit Bean of de zigeunermoeder, de Hondenman en soms ook vanuit de verteller, krijgt de lezer een gediversifieerd en accuraat beeld van wat er allemaal met en om Pell en de anderen gebeurde.
De schrijfster slaagt erin de lezer bijna lijfelijk aanwezig te laten zijn in het gezin waarin Pell opgroeit. Met een uitgebluste en om haar dode zoons treurende moeder, met zusjes die "niet half zoveel waard zijn als jongens" en die aan het werk moesten zo gauw ze konden lopen, en met een waardeloze vader-predikant wiens passie voor God en een flauw sprankje charme alleen maar dienden om een rampzalige innerlijke zwakte te verhullen. Die aanschouwelijkheid geldt voor het hele verhaal. Toch overweegt de intrige met de oplossing van een boel onzekerheden van Pell over haar familie en haar verdwenen broertje, maar ook over haarzelf, over haar kijk op het leven, haar toekomst, haar dromen, haar vlucht naar het geluk... Daarnaast is dit ook een boek over dieren, vooral over Pells intieme band met paarden en honden. De lezer ontmoet in dit boek paarden in allerlei omstandigheden: dravend door de heuvels, werkend op het veld, stervend langs de weg, opgekalefaterd te koop gesteld op de veemarkt ... Op Pells eenzame zoektocht door de bossen en velden is de hond Roek haar onafscheidelijke gezel.
De Nederlandse vertaling door Jenny de Jonge maakt Pells queeste naar haar broertje, haar paard en enig geluk in de liefde zeer aanschouwelijk. [Herman De Graef]
Hide text